Nader mijn God
Nader mijn God, bij U
zij steeds mijn bee;
zij 't levenspad soms ruw,
gaat Gij maar mee.
Dan kent mijn ziele rust,
mij van Uw trouw bewust,
wacht ik aan blijder kust
Uw sabbatsvree.
Wanneer voor mijn gezicht
de ladder rijst, die naar U,
Bron van licht Mijn ziele wijst,
'k zie dan in 't bangst gevaar
Uw heilge englen schaar,
die U Al zegenaar al dienend prijst.
En wenkt Uw eng'lenstoet
eens opwaarts mij,
in 's hemels zonnegloed,
verjongd en vrij.
'k Juich dan op hoger toon,
bij 't naad'ren van Uw troon.
'k Ben eeuwig nu Uw zoon
en U nabij.