Ziet, in blinde razernij
Ziet, in blinde razernij, tuimelende vloeden.
Hulp noch haven is nabij, in dit onweers woeden!
Eén toch in de donk’re nacht, Eén houdt over ons de wacht!
Heere trek mee, Door stormen en door zee.
’t Schemerlicht der maan verbleekt; alle sterren vlieden.
Als het roer van ’t scheepje breekt, Wie zal hulpe bieden?
Wie, o Heer’ dan Gij alleen? Ziet: reeds drijft het onweer heen!
Heere trek mee, Door stormen en door zee.
Vrees ik in mijn laatste strijd, dat ik moet verdrinken.
Als G’ o Heer’! mij niet bevrijdt; Hoed mij voor verzinken.
Neem mij veilig bij de hand; Breng mij in het Vaderland!
Heere trek mee, Door stormen en door zee.