Page 31 - 79116 Patrijspoort feb 2020
P. 31
Ons verenigingsblad de Patrijspoort krijgt weinig kopij binnen van onze leden, maar er is toch
genoeg om met elkaar te delen denken wij. Daarom hebben we als bestuur bedacht een nieuwe
rubriek te starten.
Geef de pen
door!
Aan het woord de
e
2 tenor, Dirk Koorn. Dirk en Coba Koorn
Even voorstellen. Mijn naam is Dirk Koorn, bij allen wel bekend denk ik. Ik ben geboren in
Scheveningen waar mijn vader en moeder in de oorlog heen moesten om zijn beroep van visser
uit te oefenen. Ik ben geboren op 16 mei 1941. Mijn vader had
een botter (zie foto) en viste vlak voor Scheveningen toen hij met
zijn net in een torpedo kwam (12-06-1941). Daar kwam hij met
zijn jongste broer om het leven. Twee andere broers kwamen er
levend af. Zodoende heb ik mijn vader niet gekend. Mijn moeder
bleef met acht kinderen achter en moest van de Duitsers
verhuizen naar Friesland waar we werden ondergebracht bij een
boer. De boeren kregen daar geld voor. Het was geen fijne tijd,
dat hoorde ik van mijn oudere broers en zusters. We kregen daar
mondjesmaat te eten, maar mijn vaders broer en zijn vrouw,
zuster van mijn moeder, die toen nog in Den Helder woonden,
kwamen naar Friesland over de dijk met een fiets met nog
antiplofbanden om ons te helpen. Ome Louw Koorn ging voor ons
bij de boer werken en zo kregen we wat meer te eten.
Na de oorlog zijn we met ons allen weer naar Den Helder Blazer HD75 van Corn. Koorn
verhuisd en kwamen toen in de Beukenkampstraat 3 te wonen
met in totaal elf man (kom daar tegenwoordig eens om). Later zijn we naar de Beukenkampstraat
23 verhuisd. We vormden toen een gezin van acht personen; mijn oudste zus was op haar ”eigen”
gegaan.
Ik ging naar de lagere school de “Rehoboth” op de Keizersgracht. De hoofdmeester, de heer
Hartog, was een fijne man maar kon geen orde houden en zo leerde hij ons ook niets. Zo kon het
gebeuren dat ik op de ambachtsschool kwam en nog niks van worteltrekken had geleerd. Maar
omdat je klassen had van een man of dertig zei de meester: “Leer dat maar thuis”. Zo had ik een
zwaar eerste jaar. Het tweede jaar ben ik er afgegaan. Ik zei tegen mijn moeder: “ik ga geld voor je
verdienen”. We hadden het niet breed. Een weduwe in die tijd kreeg alleen wat bijstand van de
gemeente. Ik ben toen voor 15 gulden per week gaan werken in de viswinkel van “Planken”.
Iedere ochtend moest ik eerst zo ongeveer 200 haringen schoonmaken en bestellingen weg
brengen. Nou had de baas klanten in Huisduinen. Ik moest van hem op een transportfiets
bestellingen daar bezorgen. De klanten betaalden niet contant. Ze zeiden: “Zeg maar dat het
volgende week betaald zal worden”. Dat gebeurde niet en “Planken” was dan ook gauw failliet.
De Patrijspoort /februari 2020 / 29