Page 28 - 75381 Visserkoor mei 2019
P. 28

Het is mooi geweest.




        Verhalen uit het leven van een slager,


        voorzitter en “PUMMER”                                      Peter Koning, 2  Bas en thans 72 jaar,
                                                                                   e
                                                                   van origine een West Fries,vertelt zijn
        Na een turbulent jong leven, geboren in Wester             levensverhaal:”Dat was niet mooi en dat
        Zwaagdijk gemeente Wognum op 30-09-1943,                   was wel mooi.”
        verloor ik op mijn vijfde jaar mijn broertje Gerard
        van drie en een half jaar door een noodlottig ongeluk. We steken hand aan hand de weg over in
        ons dorp en hij schiet uit mijn hand, hij onder een auto en ik op de motorkap van de auto. Gerard
        was op slag dood.

        Ik kom uit een gezin van elf kinderen en je wil er nooit een verliezen. Het gezin Koning was flink,
        maar het dorp was te klein voor ons gezin. Mijn vader kon daar dus ook niet meer de kost

        verdienen. Dat was niet zo mooi.


        In 1951 zijn we verhuisd naar Den Helder. In Zwaagdijk had mijn vader een gemengd bedrijf,
        hoefsmid ,landbouwmachines en een rijwielzaak. Toen we naar Den Helder gingen moest hij
        kiezen, en koos om door te gaan als rijwielzaak met mijn broers en dat ging voorspoedig met later
        uitbreidingen van drie zaken. Ook ik moest van mijn vader in de fietsen, maar dat vond ik maar
        niks.

        In 1953 verloor ik mijn broer Kees door een noodlottig motorongeval, ook op slag dood. Zomaar in
        een korte tijd twee broers plotseling weg, mijn vader en moeder en de overige familieleden hebben
        toen heel wat te verduren gehad. Maar we worstelden en kwamen boven, er waren toen nog
        negen kinderen over, drie meiden en zes jongens.  Dat was niet zo mooi.



        Als jongste mocht ik alleen maar banden oppompen, werkplaats aanvegen en het gereedschap
        aan het bord hangen en diverse fietsen wegbrengen nadat deze gerepareerd waren. Maar mijn
        buurman was slager en die had een dochter Bep, dus daar was ik veel en werd ik verwend. Dus
        na mijn schooltijd was ik altijd tot groot ongenoegen van mijn vader heel vaak bij de slager. Het
        heeft wat ingehouden om toestemming te krijgen van mijn ouders om het slagersvak in te gaan,
        want ook ik moest in de fietsen, maar ik heb toch doorgezet, ook al waren ze het helemaal niet mij
        eens. Dat was mooi.


        Mijn buurman, Jaap van Twisk de slager, werd dan ook mijn eerste baas waar ik het vak heb
        geleerd, en ik moest natuurlijk naar de slagersvakschool, vier dagen werken en één dag school.
        Zo ging dat in die tijd, vier jaar lang voor dat ik alle diploma’s had gehaald die nodig waren om een
        eigen vestiging te beginnen. Gelukkig was ik vrij van het middenstandsdiploma, dat had ik al
        gehaald bij de vijfjarige Handelsavondschool. Ik was twintig toen ik alle papieren in huis had. Om
        meer kennis op te doen heb ik nog een aantal andere bazen gehad, zodat ik alle routine in huis
        had om een eigen vestiging te beginnen.







                                                                                   De Patrijspoort / mei 2019 / 26
   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33